Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vieler
  • fi·ler

filer

  1. gebiedende wijs van filere

filer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fil

filer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van file


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
filer
filais
filé
eerste groep volledig

filer

  1. (een draad) spinnen
  2. (figuurlijk) (iets) op touw zetten
  3. (spreektaal) ervandoor gaan, 'm peren, 'm smeren, wegwezen, zich uit de voeten maken
    «Déjà deux heures? Faut que je file
    Is het al twee uur? Ik moet ervandoor! [1]
  4. (spreektaal) geven
    «Les clients ne filent plus de pourboires de nos jours.»
    Klanten geven tegenwoordig geen fooi meer. [1]
  5. (spreektaal) slaan [1]