Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fes·ti·val·trein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord festivaltrein festivaltreinen
verkleinwoord festivaltreintje festivaltreintjes

Zelfstandig naamwoord

de festivaltreinm

  1. trein die mensen naar een festival brengt en terug
    • Festivalgangers konden alleen met de festivaltrein op het festival geraken.