femelaarsters
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: femelaarsters (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfeməˌlarstərs / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- fe·me·laar·sters
Woordherkomst en -opbouw
- femelaarster zn met de uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de femelaarsters mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord femelaarster
- ▸ Sedert zijn terugkeer uit Frankrijk sprak hij nimmer over staatkunde, maar had hij zich een gezelschapskring uit priesters en oude femelaarsters gevormd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'femelaarsters' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Martin Merino., K. Fuhri, Den Haag in: De Tijdspiegel., jrg. 9 deel 1 nr. 3 (maart 1852), p. 240