• fa·mi·ri's

de famiri'smv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord famiri
     Die famiri's besteden hun gelden aan huizen, aan reizen en er wordt ook gespaard voor grote feesten en om wat als erfenis voor kinderen achter te laten.[1]
  1.   Weblink bron “Huis aan huis teruggevallen” (21 juli 2021) op dbsuriname.com