• fø·ren·de
  • Afleiding van het Deense werkwoord føre
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud førende
o enkelvoud førende
meervoud førende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
førende

førende

  1. belangrijkst, toonaangevend, vooraanstaand
    «Kajaran dirigerede ved de førende europæiske festivaler.»
    Kajaran dirigeerde bij de belangrijkste Europese festivals.
  • en af verdens førende producenter
een van 's werelds toonaangevende producenten
  • førende kunstnere
vooraanstaande kunstenaars

førende

  1. onvoltooid deelwoord van føre