• för·kor·tad
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Zweedse werkwoord förkorta met het voorvoegsel för-
Naar frequentie 54943
stellend vergrotend overtreffend
g: förkortad
o: förkortat
-
-

förkortad

  1. verkort
  • Geen verbuiging

förkortad

  1. voltooid (verleden) deelwoord van förkorta (bij gebruik in combinatie met een zelfstandig naamwoord met gemeenschappelijk geslacht)