vervoeging
onbepaalde wijs to  excuse 
he/she/it  excuses 
verleden tijd  excused 
voltooid
deelwoord
 excused 
onvoltooid
deelwoord
 excusing 
gebiedende wijs  excuse 

excuse

  1. vergeven
  2. excuseren
enkelvoud meervoud
excuse excuses

excuse

  1. excuus, uitvlucht


vervoeging van
excusar

excuse

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
vervoeging van
excusarse

excuse

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse