• ex·cu·ses

de excusesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord excuus
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging van
excusar

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
vervoeging van
excusarse

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse