evangelistes
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: evangelistes (hulp, bestand)
- IPA: / ˌevɑŋɣeˈlɪstəs / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- evan·ge·lis·tes
Woordherkomst en -opbouw
- evangeliste zn met de uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de evangelistes mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord evangeliste
- ▸ In dorpshuis de Hesselerhof in Oosterhesselen worden op de dinsdagen 10, 17 en 24 maart luistersamenkomsten gehouden voor mensen die geïnteresseerd zijn in de Bijbel. Initiatiefneemsters zijn twee evangelistes, die hun ervaringen delen met het publiek.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'evangelistes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Oosterhesselen: luistersamenkomsten in de Hesselerhof” (8 maart 2015) op emmercourant.nl