Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

envoyer bouler

  1. (spreektaal) wegsturen, afpoeieren, met een kluitje in het riet sturen
    «J'ai envoyé bouler un vagabond qui me demandait du fric.»
    Ik heb een schooier afgepoeierd die me om poen vroeg. [1]
    «La fille de la caisse au Mac Do, elle m’a envoyé bouler quand j’lui ai demandé son numéro de téléphone.»
    Het meisje aan de kassa bij McDonald's heeft me afgepoeierd toen ik haar telefoonnummer vroeg. [2]

Verwijzingen