enconarse
- en·co·nar·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enconarse |
enconaba |
enconado |
volledig |
enconarse
- wederkerend gaan ontsteken, gaan zweren (van wond)
- heftig worden, verbitterd worden (van woordenwisseling)
- [1] inflamarse
- [2] intensificarse
- enconarse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española