enajenar
- e·na·je·nar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enajenar |
enajenaba |
enajenado |
volledig |
enajenar
- overgankelijk overdragen, afstand doen van
- vervreemden
- gek maken, in verwarring brengen
- enajenar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española