Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·trie·kers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de elektriekersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord elektrieker

Bijvoeglijk naamwoord

elektriekers

  1. partitief van de vergrotende trap van elektriek

Gangbaarheid