Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·wor·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
eenworden
werd een
eengeworden
klasse 7 volledig

Werkwoord

eenworden

  1. ergatief twee of meer zaken die zich verenigen tot één, integreren, samensmelten
    • Het eenworden van de Europese Unie is een lang integratie proces. 

Gangbaarheid