Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eens·klaps
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

eensklaps

  1. plotseling, in een keer zonder geleidelijke overgang
    • Ze werd eensklaps verdrietig en begon te huilen. 

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be