• du·re

dure

  1. verbogen vorm van de stellende trap van duur
vervoeging van
duren

dure

  1. aanvoegende wijs van duren


vervoeging van
durar

dure

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van durar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van durar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van durar