droogde uit
- Geluid: droogde uit (hulp, bestand)
- droog·de uit
vervoeging van |
---|
uitdrogen |
droogde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitdrogen
- Ik droogde uit.
- Jij droogde uit.
- Hij, zij, het droogde uit.
- Ik droogde uit.
- Het woord droogde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.