draaide op
- Geluid: draaide op (hulp, bestand)
- draai·de op
vervoeging van |
---|
opdraaien |
draaide op
- enkelvoud verleden tijd van opdraaien
- Ik draaide op.
- Jij draaide op.
- Hij, zij, het draaide op.
- Ik draaide op.
- Het woord draaide op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.