Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draai op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdraaien

draai op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdraaien
    • Ik draai op. 
  2. gebiedende wijs van opdraaien
    • Draai op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdraaien
    • Draai je op? 


Gangbaarheid