(klemtoonhomogram)

  • door·zie
vervoeging van
doorzien

doorzíé

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Ik doorzie. 
  2. gebiedende wijs van doorzien
    • Doorzie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Doorzie je? 
vervoeging van
doorzien

dóórzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • ... dat ik dóórzie.