doorzie
- Geluid: doorzíé (hulp, bestand)
- IPA: / dorˈzi / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /do̝rˈzi/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dorˈzi/
- IPA: / dorˈzi / (2 lettergrepen)
- Geluid: dóórzie (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdorzi / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdo̝rzi/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdorzi/
- IPA: / ˈdorzi / (2 lettergrepen)
- door·zie
vervoeging van |
---|
doorzien |
doorzíé
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
- Ik doorzie.
- gebiedende wijs van doorzien
- Doorzie!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
- Doorzie je?
vervoeging van |
---|
doorzien |
dóórzie
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
- ... dat ik dóórzie.
- Het woord doorzie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.