doorzichtigheid
- door·zich·tig·heid
- Afgeleid van doorzichtig met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doorzichtigheid | doorzichtigheden |
verkleinwoord | - | - |
de doorzichtigheid v
- de mate waarin iets licht ongehinderd doorlaat
- De doorzichtigheid van het water is sterk verbeterd, nu het sediment wat bezonken is.
- overdrachtelijk: zodanig opgezet dat eenieder kan zien wat er gebeurt
- De doorzichtigheid van het beleid is daarmee niet gediend.
- Het woord doorzichtigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.