-
- vervoeging van doorwerken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
dóórwerkt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
doorwérkt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorwerken
doorwérkt
- voltooid deelwoord van doorwerken
78 % |
van de Nederlanders;
|
76 % |
van de Vlamingen.[1]
|