• door·werkt
  • vervoeging van doorwerken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
doorwerken

dóórwerkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • ... dat jij doorwerkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • ... dat hij doorwerkt. 
vervoeging van
doorwerken

doorwérkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • Jij doorwerkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwerken
    • Hij doorwerkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorwerken
    • Doorwerkt! 
vervoeging van: doorwerken…
verbogen vorm: doorwerkte

doorwérkt

  1. voltooid deelwoord van doorwerken
78 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be