(klemtoonhomogram)

  • door·sne·den

de dóórsnedenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doorsnede
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord doorsnee
vervoeging van
doorsnijden

dóórsneden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorsnijden
    • ...dat wij doorsneden. 
    • ...dat jullie doorsneden. 
    • ...dat zij doorsneden. 
vervoeging van
doorsnijden

doorsnéden

  1. meervoud verleden tijd van doorsnijden
    • Wij doorsneden. 
    • Jullie doorsneden. 
    • Zij doorsneden. 
  2. voltooid deelwoord van doorsnijden