• door·gron·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorgronden
doorgrondde
doorgrond
zwak -d volledig

doorgronden

  1. overgankelijk tot een grondig begrip van iets of iemand komen
    • Het duurde lang voordat men de dualiteit van licht en materie begon te doorgronden. 
     Genie luisterde meer dan ze sprak, had iets ongrijpbaars, was moeilijk te doorgronden en liep het liefst helemaal alleen onder haar zilveren paraplu om de felle zon te vermijden.[3]
     Maar wij hebben steeds meer energie gestoken in het rationeel doorgronden van natuurlijke gebeurtenissen: er zijn geen voortekenen of openbaringen meer, geen vloeken of profetieën; onze toekomst zal niet in godshuizen maar in laboratoria worden ontsluierd.[4]


100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]