doorga
- Geluid: doorga (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdorɣa / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdɔːrχa/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdɔːrɣa/
- door·ga
vervoeging van |
---|
doorgaan |
doorga
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorgaan
- ... dat ik doorga.
vervoeging van |
---|
doorgaan |
doorga
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorgaan
- Ik doorga.
- gebiedende wijs van doorgaan
- Doorga!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorgaan
- Doorga je?
- [1] ga door
- Het woord doorga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.