doodvechten/vervoeging
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich doodvechten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | vecht me dood (bijzin) me doodvecht |
wij, we | vechten ons dood (bijzin) ons doodvechten |
ik | vocht me dood (bijzin) me doodvocht |
wij, we | vochten ons dood (bijzin) ons doodvochten |
ik | zal me doodvechten | wij, we | zullen ons doodvechten |
2 | jij, je | vecht je dood (bijzin) je doodvecht |
jullie | vechten je dood (bijzin) je doodvechten |
jij, je | vocht je dood (bijzin) je doodvocht |
jullie | vochten je dood (bijzin) je doodvochten |
jij, je | zal, zult je doodvechten | jullie | zullen je doodvechten |
u | vecht zich/u dood (bijzin) zich/u doodvecht |
u | vecht zich/u dood (bijzin) zich/u doodvecht |
u | vocht zich/u dood (bijzin) zich/u doodvocht |
u | vocht zich/u dood (bijzin) zich/u doodvocht |
u | zult zich/u doodvechten | u | zult zich/u doodvechten | |
gij, ge | vecht u dood (bijzin) u doodvecht |
gij, ge, gijlieden |
vecht u dood (bijzin) u doodvecht |
gij, ge | vocht u dood (bijzin) u doodvocht |
gij, ge, gijlieden |
vocht u dood (bijzin) u doodvocht |
gij, ge | zult u doodvechten | gij, ge gijlieden |
zult u doodvechten | |
3 | hij, zij, het | vecht zich dood (bijzin) zich doodvecht |
zij, ze | vechten zich dood (bijzin) zich doodvechten |
hij, zij, het | vocht zich dood (bijzin) zich doodvocht |
zij, ze | vochten zich dood (bijzin) zich doodvochten |
hij, zij, het | zal zich doodvechten | zij, ze | zullen zich doodvechten |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich doodvechtend | zich doodgevochten hebben | vecht u/je dood, vecht je dood | vechte zich dood (bijzin) zich doodvechte |