Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doem·de op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdoemen

doemde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opdoemen
    • Ik doemde op. 
    • Jij doemde op. 
    • Hij, zij, het doemde op. 
     Terwijl ze veel te hard door de straten van Almere-Buiten reed, doemde een veelvoud aan scenario's op.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen