• doe·blans

de doeblansmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doeblan
      De doeblans hadden lange pieken en breede schilden.[1]
  1.   Weblink bron
    Boelen, J. (ed. Oderwald, J.)
    “Het merkwaardig dagboek van een Nederlandsch zeeman 1795-1860 : Deel II. De Indische tijd” (1943), J.H. de Bussy, Amsterdam, p. 105