• dis·patch
enkelvoud meervoud
naamwoord dispatch dispatches
verkleinwoord

de dispatchv / m

  1. het laden en lossen van vracht; verwerking van een lading
vervoeging van
dispatchen

dispatch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispatchen
    • Ik dispatch. 
  2. gebiedende wijs van dispatchen
    • Dispatch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispatchen
    • Dispatch je?