• dis·cul·pa
enkelvoud meervoud
disculpa disculpas

disculpa v

  1. verontschuldiging, excuus
vervoeging van
disculpar

disculpa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculpar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculpar
vervoeging van
disculparse

disculpa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculparse