disculpa
- dis·cul·pa
enkelvoud | meervoud |
---|---|
disculpa | disculpas |
disculpa v
vervoeging van |
---|
disculpar |
disculpa
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculpar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculpar
vervoeging van |
---|
disculparse |
disculpa
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van disculparse
- disculpa in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española