diggel
- dig·gel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diggel | diggelen diggels |
verkleinwoord | diggeltje | diggeltjes |
de diggel m
- scherf
- Hier heb ik de laatste diggel van de kapotgevallen vaas, nu kunnen we hem laten repareren.
- Het woord diggel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diggel" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be