Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·wil·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstwilligheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de dienstwilligheidv

  1. de bereidheid tot dienst
    • Zijn dienstwilligheid was niet erg groot. 

Gangbaarheid