Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dia·bo·liek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diaboliek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

diaboliek v [2]

  1. de leer van de duivel, alles wat betrekking heeft op de duivel en de hel
    • Dat spoor heeft Zafón in het nu verschenen derde deel van de reeks terecht verlaten. Diaboliek is er in De gevangene van de hemel nog altijd volop, maar ze heeft opnieuw de aardse gestalte van sadistische politie-ondervragers en gevangenisdirecteuren. En in plaats van in de jaren twintig speelt het boek zich opnieuw af in de jaren vijftig, met deels dezelfde personages als uit De schaduw van de wind. [3] 
    • Duivelse, engelachtige, humoristische en pompeuze elementen wisselden elkaar bij Liszt lang niet alleen in de concerten af. In de Oost-Europese bijdragen echter overheerste echter niet zozeer diaboliek als wel een ouderwets soort pathos. [4] 
    • Zo waarschuwde hij tegen het inzetten van rituelen voor duivelse processen. „Naast symboliek is er ook diaboliek, de kracht van de duivel. Voor sturing en manipulatie van mensen kunnen rituelen en symbolen uiterst effectief worden ingezet. Dat weet de wereld van de reclame, dat weten dictatoriale regimes van verleden en heden. [5] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen