desnoods
- des·noods
- In de betekenis van ‘bijwoord van causaliteit: zo nodig, in het uiterste geval’ voor het eerst aangetroffen in 1671 [1]
- Genitief van 'de nood'.
- samenstelling van des en nood met het achtervoegsel -s [2]
desnoods
- indien nodig, als het niet anders kan
- - Dat verklaar ik desnoods onder ede.
- - Dan de hamvraag: kun je eruit koken? Ja. De recepten zijn duidelijk opgeschreven en goed werkbaar. Maar ik raad u aan ze nauwkeurig te bestuderen en ze desnoods over te nemen op een kladpapiertje. Want je wilt dit boek zeker niet meenemen de keuken in. God behoedt u dat het vies zou worden. Daar is het veel te mooi voor.[3]
- Het woord desnoods staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "desnoods" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "desnoods" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ desnoods op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Joël Broekaert 6 juli 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be