• de·mi·ur·gen

de demiurgenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord demiurg
     Ook hun oude cultuurhelden, de demiurgen die hun alle goeds gebracht of geleerd hadden, om daarna westwaarts te vertrekken, zouden eenmaal, wie weet wanneer, weer uit het oosten terugkomen, net als in de mythische voortijd.[1]
  1.   Weblink bron
    Albert Helman
    “Kroniek van Eldorado. Deel 1. Folteraars over en weer.” (1995), In de Knipscheer, Amsterdam, ISBN 906265732X, p. 115 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren