Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deelt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdelen

deelt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdelen
    • Jij deelt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdelen
    • Hij deelt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afdelen
    • Deelt af! 

Gangbaarheid