Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de-io·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
de-ioniseren
de-ioniseerde
gede-ioniseerd
zwak -d volledig

Zelfstandig naamwoord

de-ioniseren

  1. overgankelijk (scheikunde) middels een ionenwisselaar water van zijn opgeloste ionen ontdoen
    «Als je water goed de-ioniseert, heeft het een specifieke weerstand van 18 MΩ/cm»


Gangbaarheid