• de-es·ca·le·ren

de-escaleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
de-escaleren
de-escaleerde
gede-escaleerd
zwak -d volledig

de-escaleren

  1. overgankelijk (een geschil) minder hevig doen worden
    • Het uitgesproken voornemen om de troepen terug te trekken de-escaleerde het conflict niet. 
  2. ergatief minder hevig worden
    • In die tijd de-escaleerde de situatie omdat het besef doordrong dat er een gemeenschappelijke vijand was.