Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dd.
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen dd.
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

dd.

  1. van een persoon dat hij of zij op dat moment een bepaalde functie heeft
    • „Er is geen plaats voor dit vernederende en onterende gedrag binnen ons korps, ook niet online", zei Ronald Green, de hoogste dd. marinier. „We moeten meedogenloos eerlijk naar elkaar en onszelf zijn. Dit gedrag doet onze collega’s, hun familieleden en burgers pijn. Het is een directe aanval op onze ethiek en onze waarden.” [1] 
    • Ook in mijn praktijk: een gezonde, mooie, intelligente jonge vrouw van 18 jaar. In 1999 veranderde ze echter plotseling in een paar uur tijd van een blakende baby in een zielig hoopje mens met koorts, overal huidbloedingen en de ene epileptische aanval na de andere: meningitis. Door snelle adequate actie van ouders en dd. huisarts belandde ze goddank net op tijd op de intensive care en werd ze beter. Vanaf het jaar 2000 wordt er tegen meningitis C ingeënt.[2]  


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Menno de Block 7 maart 2017
  2. NRC 13 januari 2017