cursiste
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cur·sis·te
Woordherkomst en -opbouw
- cursist met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cursiste | cursistes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de cursiste v
- vrouwelijke deelneemster aan een cursus
- Zijn was de enige cursiste op de lascursus.
Gangbaarheid
- Het woord cursiste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.