• co·ro·na·vou·cher
enkelvoud meervoud
naamwoord coronavoucher coronavouchers
verkleinwoord

de coronavoucherm

  1. een tegoedbon waarmee klanten van een geannuleerde dienst, als gevolg van afgelastingen ten aanzien van de situatie met het coronavirus, op een later moment de dienst alsnog kunnen verkrijgen
    • De coronavoucher zorgde ervoor dat de klanten niet de dupe werden van de afgelastingen.