coronascreening
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- co·ro·na·scree·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronascreening | coronascreenings |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) het bekijken of iemand symptomen heeft die kunnen wijzen op een besmetting met een coronavirus
- Voorafgaand aan een eventuele ziekenhuisopname werd er een coronascreening uitgevoerd.