contravenir
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contravinc | contravenia | contravingut |
3e vervoeging | volledig | onregelmatig |
contravenir
- overtreden, schenden, in strijd zijn met
- con·tra·ve·nir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contravenir |
contravenía |
contravenido |
volledig |
contravenir
- overgankelijk overtreden, schenden, in strijd zijn met
- [1] infringir