condenarse
- con·de·nar·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
condenarse |
condenaba |
condenado |
volledig |
condenarse
- wederkerend opbiechten, schuld bekennen
- verdoemd worden
- zich ergeren
- condenarse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española