enkelvoud meervoud
compromise compromises

compromise

  1. compromis
vervoeging
onbepaalde wijs to  compromise 
he/she/it  compromises 
verleden tijd  compromised 
voltooid
deelwoord
 compromised 
onvoltooid
deelwoord
 compromising 
gebiedende wijs  compromise 

compromise

  1. een compromis sluiten
  2. in discrediet brengen
    «This affair compromised his position as governor.»
    Deze affaire bracht zijn positie als gouverneur in het geding.
  3. (militair) doorbreken
    «The security of the base was compromised
    De beveiliging van de basis werd doorbroken.