clicheren
- cli·che·ren
- uit het Frans; afleiding van cliché
clicheren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
clicheren |
clicheerde |
geclicheerd |
zwak -d | volledig |
- een drukvorm die gebruikt wordt bij het drukken van illustraties in hoogdruk maken
- ▸ Zij waren journalist, fotograaf en opmaker tegelijk. Filmrecensies, politienieuws, verslagen van gemeenteraadsvergaderingen, zelf de plaatjes bij die verhalen schieten én 'clicheren' - het hoorde er allemaal bij. Dat gaf 'een zelfverzekerdheid die ik later nooit meer heb gekend', herinnert Van den Berg zich.[2]
- een te eenvoudige en eenzijdige beschrijving van iemand maken
- ▸ Toch heeft hij geen belgicistische geschiedkunde gepleegd. Zijn tegenstanders clicheren hem. Maar lees hem, hij is minder legitimerend dan wordt aangenomen.[3]
- Het woord clicheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "clicheren" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Joost Ramaer“Van vrolijke chaos naar een betere krant” (12 oktober 2002), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron “De natie wordt volwassen” (26 november 1998), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be