• cho·reo·gra·fe·ren

choreograferen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
choreograferen
choreografeerde
gechoreografeerd
zwak -d volledig
  1. het bedenken en noteren van een dans zoals bijvoorbeeld een ballet
    • Hans van Manen heeft veel beroemde balletten gechoreografeerd.