choco
- cho·co
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | choco | choco's |
verkleinwoord |
de choco m .
- chocoladepasta
- (scheldwoord) mannelijke homoseksueel
- Het woord choco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "choco" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
chocar |
choco
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van chocar