Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
chequear
chequeaba
chequeado
volledig

Werkwoord

chequear

  1. checken, controleren, nagaan, verifiëren, natrekken (van zaken)
  2. onderzoeken, screenen (van personen)
  3. een cheque uitschrijven