• scree·nen
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nauwkeurig onderzoeken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
screenen
screende
gescreend
zwak -d volledig

screenen

  1. overgankelijk onderzoeken of iemand verdacht of onbetrouwbaar is
    • De politie wil alle gasten die naar de verkiezingsavond komen vooraf screenen. 
    • Alle kandidaten worden door een speciaal bureau gescreend. 
  2. overgankelijk onderzoeken iets of iemand een verhoogde kans heeft op een bepaalde aandoening
    • Met het programma kan een gemeente snel screenen of mensen kampen met een taalprobleem. 
    • Bij dit onderzoek worden mensen gescreend op verslavingen en psychiatrische aandoeningen. 
     De vijf andere bedrijven met pluimvee die zich in een straal van 3 kilometer rondom het getroffen bedrijf bevinden, worden gescreend. De komende twee weken worden die dieren intensief gemonitord op ziekteverschijnselen, schrijft ook 1Limburg.[2]
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]